

Recht van overpad
Recht van overpad
Ter afsluiting van de publieksbijeenkomst van prijsvraag Brood en Spelen op de Dutch Design Week gaf Eric Alink, stadschroniqueur van Den Bosch en ‘Brabander tot in zijn beenmerg’, een voordracht. Deze voordracht had de titel ‘Recht op overpad – Mijmeringen over het platteland en zijn toekomst’. Lees hier zijn hele voordracht.
Al duizenden jaren zoekt de mens het paradijs. Soms klinkt vreugdevol dat de weg erheen gevonden is. Maar in de praktijk blijken de routebeschrijvingen nogal ondoorgrondelijk. Wel kennen we de gemeenschappelijkheid van paradijzen: ze liggen altijd voorbij de horizon. Nooit binnen handbereik, nooit in het zicht – de mens kan nu eenmaal niet zonder verlangen. Om ze te bereiken, moet je beproevingen doorstaan. Gelukkig zijn de namen van de eindbestemmingen zo roezig dat je elke loutering voor lief neemt. Ze heten de Hof van Eden, Shangri-La of het Land van Kokanje, maar ook El Dorado, Xanadu of Elysium. Ongekend veel mensen zochten deze geluksplekken.
Behalve boer Dees.
Dit is ’m foto, op een mistige ochtend in februari 1993. Naast hem staat Parel, werkpaard uit roeping. In de linkerhand van Dees bungelt de lappenpop van zijn kleindochter. Vergeten in te pakken, bij haar laatste logeerpartij. Ze is nu eenmaal verstrooid, net als opa en de as van oma.
Ten tijde van deze foto was Dees drie jaar weduwnaar. Op zijn kleine boerderij hielden negen koeien, zijn paard, een hond en wat kippen hem gezelschap. Maar niet lang meer. Begin 1993 besloot hij om zijn gemengde bedrijf op te doeken met al even gemengde gevoelens. Enerzijds weet hij zich verlost van de korsetterie waar wet- en regelgevers hem in vastsnoeren. Anderzijds voelt hij morele beklemming. Het afscheid van zijn dieren zal hem zwaar vallen. Bovendien weet boer Dees dat hij met een traditie breekt. Die van zijn vader en voorvaderen. Eeuwenlang ploegden zij het land, waarna ze graan, gras en geduld zagen groeien. Zij zochten niet naar Xanadu, Arcadië of het Land van Kokanje. Ze waren er al.
GanzenbordIs het platteland nog steeds een lusthof? Zo ja, voor wie? Voor een antwoord stapte ik een Bossche speelgoedzaak binnen. Zo’n winkel is een onvermoede graadmeter van wat er leeft in de samenleving. Spel laat immers zien wat onze angsten, dromen en drijfveren zijn. Enerzijds vind je in speelgoedwinkels klassiekers als ‘Monopoly’ en ‘Risk’, die aan onze tijdloze hebzucht en expansiedrift raken. Anderzijds zie je actuele spellen als ‘Hanne & Hassan’, waarbij de winnaar naar een interculturele bruiloft mag.
Speelgoedwinkels verhelderen ook hoe we naar het platteland kijken. In de jaren vijftig en zestig legden onze ouders vaak ‘Ganzenbord’ op tafel. Ook ‘Boter-kaas-en-eieren’ was op winteravonden in trek. Vreedzame spelletjes, ontleend aan het arcadische boerenleven. Maar onze kijk op het platteland veranderde, onder invloed van rigoureuze ruilverkavelingen, varkenspest, mestoverschotten en megalomane bedrijfsplannen. Het boerenland verloor zijn spielerei. De homo ludens op klompen bleek een homo economicus.
Die verandering zag je terug in de speelgoedwinkel. Adieu ganzen, kruisen en rondjes: voortaan gehoorzaamde het paradijs naar verdienmodellen. In de bordspellen ‘Kolonisten van Catan’ en ‘Agricola’, die in de jaren negentig op de markt kwamen, is het de kunst om veel grondstoffen te verzamelen. Hout, graan, wol, leem. Zo win je territorium en macht, al ligt schaarste voortdurend op de loer. Dat het om geld draait, bevestigt ook het kaartspel ‘Koehandel’. Gelukkig heeft mijn favoriete speelgoedwinkel nog een achterafplankje met plattelandse onschuld. Alvast twee tips voor op het Sinterklaaslijstje: ‘Jakkiebak Kippenkak’ en ‘Varkentjes Wassen.’
Vreemd volkHet Latijnse woord voor zand is harenae of arena. Geen toeval: het land van zand is in een strijdperk veranderd, waar boeren, burgers en bestuurders regelmatig tegenover elkaar staan. Soms gaat het hard tegen hard. Rechtszaken, dreigementen, blokkades. Vooral op de zandgronden gaat het er stevig aan toe: een synoniem van vechten is kempen, maar dat klinkt zo exclusief Brabants. Als werkwoorden van conflict zou ik dan ook veluwen en sallanden willen munten.
Met het oog op die strijd wilde boer Dees indertijd niet dat ik zijn woonplaats bekend zou maken. Voor je het wist, stond er vreemd volk op het erf. Makelaars. Louche types met een wit busje. Of dialectenverzamelaars. Wel mocht ik van Dees verklappen dat hij op de Brabantse zandgronden woonde.
Exact een kwart eeuw na mijn kennismaking met hem vroeg ik me af of er nog sporen waren van dat paradijs. Ik ging op zoek. Eerst digitaal. Het kostte me weinig moeite om in Brabant, Gelderland en Overijssel geluksoorden te vinden. Maar het waren snippers op de kaart, verklapte Google Maps. Nadat ik als bestemming ‘het Paradijs’ had ingetikt, eindigde ik bij een gelijknamige afhaalchinees in Uden, een vegetarisch restaurant in Enschede en een wokinette in Eibergen.
Was het echt zo dunbezaaid? Ik ging op veldonderzoek. Afgelopen week fietste ik van Best naar Wintelre – ik moest er toch zijn. Twee dagen later fietste ik op en neer tussen Den Bosch en Waalwijk. Beide tochten voerden door dorpen, bossen en velden. De oogst van al die kilometers: veel hanepotige aantekeningen, uit een schrijfblok dat op een slingerend stuur lag. Die notities hadden één gemeenschappelijkheid: ambiguïteit.
SpringkussenIk zag hoe het platteland in een recreatiepark is veranderd. Fietsknooppuntborden, trampolinecentra, boerengolf. Overnachten in een yurt, authentieke bedstee of hooiberg. Meest illustratief was een kolossaal springkussen op het erf van hoeve De Nachtegaal in Wintelre. Het had de vorm van een zwartbonte koe. Een meisje stond op z’n lebmaag te veren. De aangrenzende wei was leeg.
Ik zag ook hoe zoetjesaan een nieuwe vorm van ruimtelijke ordening is ontstaan: de lintwormbebouwing. In het kort, voor zover een lintworm dat duldt: je laat als gemeente gulzig bouwen, omdat groei het heiligverklaarde overlevingswoord is. Zonder groei heb je stilstand, weten de kip en de komkommer, maar ook de kadastrale kaart. Dat zie je terug in de lintwormbebouwing. Uit angst voor leegloop en vergrijzing neigen colleges van B&W; naar ruimhartigheid bij het toekennen van bouwvergunningen. In de mond van een ambitieuze bestuurder is groeigemeente dan ook een pleonasme. Consequentie is wel dat dorpen in elkaar overlopen en het landschap versnippert.
Hoe demografische en economische groei het credo blijft, ontdekte ik op eerdere fietstochten in Brabant. Overal steken gemeenten elkaar naar de kroon met kloeke slogans, die tot bezoek of vestiging willen verleiden. Van ongekende schoonheid is de leus ‘In Dongen doen we dingen samen’, al kan zo’n gemeentelijke oekaze wringen met het private recht op douchen of doodgaan in je eentje. Een lokkend perspectief vond ik op het platteland ten zuidoosten van Den Bosch. Daar bezigen ze de slogan ‘Sint Michielsgestel geeft ruimte’, wat aan het claustrofobische electoraat van de PVV een zucht van verlichting zal ontlokken óf als fake news wordt bestempeld. Tot slot wijs ik graag op Oss, een plaats die bij bezoek al in drie oogopslagen verduidelijkt waarom SOS een anagram van haar naam is. De wervende gemeenteleus luidt ‘Dat is Oss’, waarbij het aanwijzend voornaamwoord dat wijselijk niet nader is gepreciseerd.
PolenTerug naar de recente verkenning van het platteland. Onderweg zag ik nationaliteiten die boer Dees een kwart eeuw geleden niet of amper tegenkwam. Vrachtwagenchauffeurs uit Turkije, Litouwen en Letland; een groep Franstalige kinderen in Drunen; drie Roemenen in een BMW; Duitse en Italiaanse vakantiegangers in campers. Ik kwam ook veel Polen tegen, vooral in busjes of op bungalowparken.
Eén Pool zag ik vrijwel overal: Zygmunt Bauman, de socioloog en filosoof die veel over het verwateren van grenzen heeft geschreven. In januari 2017 overleed hij. Spijtig, want in zijn rij klassiekers over de moderniteit – Liquid Life, Liquid Times en Liquid Fear – had Liquid Landscape niet misstaan. Lange tijd kwam je alleen in de stad fluïde domeinen, waarden en normen tegen. Maar steeds meer vervagen ook op het platteland de grenzen: tussen eigen belang en algemeen nut, tussen verstening en groen, tussen landbouw en leisure. Zelfs de natuur verliest haar overzichtelijkheid: tussen inheemse flora en fauna kom je veel exoten tegen, waaronder het Chinese muntjakhert, de Siberische grondeekhoorn en de Amerikaanse brulkikker – be careful out there.
NeteligIk zag ook veel infrastructuur. Ontzaglijk veel rotondes, die suggereren wekken dat circulair rijden goed voor het milieu is; kunstige viaducten; provinciale wegen bekneld tussen bomenrijen; een kanaal met zeven lege bierflesjes onder een populier en een vliegveld dat ooit Welschap heette, maar bij Ryanair en Easy Jet vonden ze Eindhoven Airport vermoedelijk beter bekken. Soms zag ik een plek waar natuur en leisure samenkomen. Dat gold voor de Jetski Beach Club bij Aquabest, het fietspad over het voormalige Langstraatspoor alias Halvezolenlijntje en het motorcrossterrein Landsard. Nog iets: Ik telde elf doodgereden dieren, waaronder een buizerd en een egel op leeftijd. Tot slot zag ik natuur. Ik fietste langs peppelbossen, houtwallen, coulissenlandschappen, een heide en vennen. Ik vond het mooi, maar raakte ook wat herfstig bij het nadenken over de bedreigingen.
Eindconclusie: het is druk op het zand, wat netelige kwesties oplevert. Het is vooral tijd om die aan te pakken. Uit angst voor brandende jeuk hoeven we dat niet te laten: op de zandgronden groeit volop weegbree en hondsdraf dat eerste hulp bij irritatie kan bieden.
HoopIs er hoop? Volgens de zeventiende-eeuwse Engelse dichter John Milton wel. Zijn magistrale ‘Paradise Lost’ telt maar liefst 512 pagina’s. Zijn latere gedicht ‘Paradise Regained’ slechts 84. Een opluchting: herovering van de lusthof is klaarblijkelijk een fluitje van een cent. Toch is dat een misrekening, want een verloren paradijs terugwinnen is de facto onmogelijk. Wel kun je onderzoeken hoe een geluksbrengend oord er in de 21ste eeuw uit zou moeten zien – en dat gaan verwezenlijken. Nieuwe tijden, nieuwe paradijzen.
Maar dan zullen we wel aan drie condities moeten voldoen. De eerste: meer helderheid. Naar analogie van het pas verschenen en uitstekende boek ‘Van wie is de stad?’ van Floor Milikowski zou het boek ‘Van wie is het platteland?’ een verademing zijn. Voor veel Nederlands is niet meer inzichtelijk wie sociaal, economisch of recreatief aanspraak op het platteland maakt en wat daar de prijs van is. Dat boek is ook nodig om een ietwat weggemoffeld sentiment aan bod te laten komen: veel boeren zien het landschap als hun landschap. Ze laten stadse types niet morrelen aan hun juridische of sociaal-culturele eigendom. Dat zet kwaad bloed.
De tweede conditie: de herverkaveling van aanzien. Steden en hun inwoners zien zichzelf te veel als epicentra van almacht en wijsheid. Het is hard nodig dat ze het platteland als gelijkwaardig gaan zien. Een hele klus, omdat in het veelgebruikte woord ommelanden geen nevenschikking maar een onderschikking ritselt.
Roze en zwartDe derde conditie: verandering van perceptie, want nu is ie vaak te vertekend. Grosso modo kijken stedelingen of te roze of te zwart naar het platteland. De roze groep klemt zich vast aan de pastorale idylle. In haar ogen is het platteland romantiek – of hoort het te zijn. Dit misverstand is zo hardnekkig dat het zelfs intact blijft nadat je er drie keer met een aardappelrooimachine overheen bent gereden. Toch blijven we naar dat gedroomde leven verlangen. Ook al bewijst ‘Boer zoekt vrouw’ dat je op het platteland eerder tranen en tranquillizers dan troost of trouwringen vindt, dan nog hopen we in elk onverhard pad het begin van het verloren paradijs te herkennen.
De zwartkijkers op hun beurt bezigen vooral harde taal. Ten dele hebben ze gelijk. Het alfabet van het platteland biedt weinig vrolijke letters: MKZ, VWA, Q-koorts en XTC-afval. Ook klopt het dat in het bijbelse boek ‘Genesis’ nog geen kistkalf, plofkip of flatvarken te bekennen was. Maar een al te apocalyptische kijk op het platteland gaat voorbij aan de velen die zich inzetten voor oplossingen, zoals de ontwerpprijsvraag ‘Brood en Spelen’ overtuigend bewijst.
Noch de roze noch de zwarte blik doet recht aan de veelkantigheid van het platteland. Meer discussie en ontmoeting zal ieders blik kunnen verfijnen. Hoopvol daarbij is de groeiende belangstelling voor het platteland. Een stadsbewoner die een kwart eeuw geleden in zijn buitenwijk tussen scharrelkip en schorseneren stond te schoffelen, kon op zorgelijke blikken rekenen. Tegenwoordig is urban farming vooral chill en übertof. Digitale games als ‘Hay Day’ en ‘FarmVille’ – de tegenhangers van ‘SimCity’ – zijn ongekend populair. En op drukbezochte fietspaden in het groen verdringen e-bikes elkaar, op weg naar het volgende stuk appelgebak en oplaadpunt. Dat is de paradox van de urbanisatie: hoe meer we naar de steden trekken, hoe belangrijker we het buitengebied vinden.
Omgekeerd zullen ook boeren en andere bewoners van het platteland hun blik moeten verruimen, omdat op het platteland geen monopolie rust. Het is van iedereen, wat boven eigendomsrechten uitstijgt.
SlotscèneWat Boer Dees van alle verwikkelingen zou vinden? We kunnen het hem niet meer vragen, want hij is dood. Sterker nog: hij is tweemaal gestorven. De eerste keer op 7 april 1993, in een theaterzaal in Den Bosch. In de slotscène van de voorstelling ‘Paard Parel en Boer Dees’ lag hij languit dood op tafel. Nadat het licht was gedoofd, volgde applaus. De tweede keer overleed hij in het echt, op 21 december 1997 in Rotterdam. Zijn naam: Sacco van der Made, fameus acteur. Met de voorstelling ‘Paard Parel en Boer Dees’ wilde spraakmakende theatergezelschap Artemis indertijd laten zien hoe keuterboeren op de zandgronden het niet redden. De voorstelling maakte veel tongen los. Het lot van paard Parel is onbekend.
Begin dit jaar zette ik de kop ‘What you see is what you guess’ boven een verhaal over identiteit. Het was een oproep om altijd verder te kijken dan wat je ziet, want roestige aannames en misverstanden liggen al vlot op de loer. Dat geldt voor deze foto van een boer die een rasechte Rotterdamse acteur blijkt te zijn. Maar ‘What you see is what you guess’ geldt ook voor het platteland. Als we werkelijk nieuwsgierig naar bewoners en gebruikers zijn, zullen we méér zien dan de eerste indrukken ons wijs willen maken. Dan kan een gesprek beginnen, waaruit de contouren van een gezamenlijk paradijs tevoorschijn kunnen komen. Ik denk dat dat mogelijk is. Het platteland verdient dat optimisme ook, mits we ons aan die ene spelregel van geluk houden: in het paradijs gun je elkaar recht van overpad.
Tekst© Eric Alink, journalist, schrijver en stadschroniqueur van Den Bosch. Uitgesproken ihkv de publieksbijeenkomst ‘Brood en Spelen’ van het College van Rijksadviseurs. Datum en locatie: 22 oktober 2018, Dutch Design Week in Eindhoven
Andere blogs
- Een natuurinclusief landbouwsysteem
- Op werkbezoek in Toscane
- De das heeft het voedselbos al ontdekt
- Het grootste voedselbos van Nederland
- A match made in Klarenbeek
- “Alles wat aandacht krijgt groeit”
- Anders kijken naar ingewikkelde vraagstukken voor het platteland
- Beeldverslag: Inspiratiebijeenkomst #2 Gelderland Overijssel
- Beeldverslag: Inspiratiebijeenkomst #2 Noord-Brabant
- Blijf radicaal en deins niet terug
Over de prijsvraag
De prijsvraag Brood en Spelen doet een beroep op boeren en ondernemende grondeigenaren: ontwikkel samen met ontwerpers en anderen met vernieuwende ideeën perspectieven voor het platteland.
Contact
Neem contact met ons op via de contact pagina